is de wetenschap van de insecten; zij had reeds vóór LINNAEUS beoefenaars, b.v. MALPIGHI in Italië, DE RÉAUMUR in Frankr., SWAMMERDAM in Ned. e.a.
LINNAEUS legde in 1758 de grondslag voor de systematiek met gebruikmaking van de binominale nomenclatuur, d.w.z. elk dier (en elke plant) kreeg een geslachtsnaam en een soortnaam. Sedert LINNAEUS heeft deze wetenschap zich sterk uitgebreid en in verschillende richtingen gedifferentieerd met als gevolg, dat de entomologische wereldlit. die van alle andere biologische vakken in omvang overtreft. In het begin was de e. voorn, van beschrijvende aard en gedeeltelijk is zij dit ook nu nog. Het aantal beschreven insectensoorten zal thans het millioen benaderen en het kan geen twijfel lijden of er zullen nog grote aantallen in verschillende minder bekende gebieden, vooral in de tropen, worden ontdekt. De beschrijvende, descriptieve e. of systematiek steunt geheel op de morphologie, d.w.z. op de uitwendige bouw. Naast de systematiek is spoedig de biologie en ecologie opgekomen; dit betreft de levenswijze en de reactie van het insect op verschillende, evt. kunstmatig gewijzigde omstandigheden. De anatomie hield zich bezig met de inwendige bouw; hierbij sluit zich aan de histologie, de cytologie en de physiologie; zij hebben waardevolle bijdragen geleverd tot de kennis van de dierlijke weefsel- en cellenleer alsmede tot de functie hiervan.
Een bijzondere plaats nemen vele insecten als genetisch studie-object in: de onderzoekingen van MORGAN e.a. t.o.v. Drosophila, GOLDSCHMIDT t.o.v. Lymantria dispar L., de plakker, van STANDFUSS t.o.v. Aglia lau L. en vele andere zijn bekende vb. De grootste vlucht echter nam de e. toen in de vorige eeuw zich een nieuwe tak geleidelijk differentieerde, die bij uitstek op de praktijk was gericht en die daarom als toegepaste e., ‘applied entomology’, wordt aangeduid. Deze schonk aandacht alleen aan die insecten, die voor de menselijke samenleving van belang zijn met als einddoel deze te bestrijden resp. te voorkomen. De explosie-achtige opkomst van de landb. in de Ver. St. in de tweede helft der vorige eeuw, samengaand met het optreden van ernstige insectenplagen, hebben de ontwikkeling van deze richting zeer bevorderd.
Pioniers zijn geweest CURTIS in Eng., RILEY in de Ver. St., RATZEBURG in Duitsl., e.a., terwijl omstreeks het begin der nieuwe eeuw L. O. HOWARD in Am. van grote invloed is geweest. In Ned. heeft RITZEMA Bos grote verdiensten gehad als grondlegger der toegepaste e. (en phytopathologie). de toegepaste e. wordt weer onderverdeeld in medische en veterinairmedische of hygiënische e. en in landbouw-e. de eerstgenoemde houdt zich onledig met die insecten die als bloedzuigers of ectoparasieten van mens en dier optreden en die al dan niet infectieziekten overbrengen.
De landbouw-e. bestudeert die insecten, welke cultuurplanten aantasten en/of door het overbrengen b.v. van virusziekten beschadigen. Zij stelt voorts belang in die insecten, die in allerlei voorraden leven, b.v. in granen, trop. producten, wol, huiden, beenderen c.d. of die in woningen allerlei etenswaren of -resten aantasten. Deze laatstgenoemde worden wel eens als huishoudinsecten aangeduid. Het einddoel der toegepaste e. is bij uitstek gericht op vermindering van de schade, door het insect te bestrijden of door zijn optreden te voorkomen. De moderne insectenbestrijding heeft een grote vlucht genomen en enorm veel bijgedragen tot de verhoging van de bodem productie, tot de bevordering van de export van landbouwproducten en tot de verbetering van de hygiëne van mens en dier.
W. K. J. ROEPKE.