of naamgeving is van grote betekenis in de plantk. en dierk., welke beide takken van wetenschap het niet kunnen stellen zonder algemeen aanvaarde en gebruikte namen voor de talloze vormen van organismen, die op de aarde voorkomen of voorkwamen. De vaak reeds zeer oude volksnamen kunnen daarvoor niet dienen; zij hebben een te plaatselijke betekenis.
Veelal duiden ze groepen van verschillende soorten aan en zijn dan gelijk te stellen aan geslachtsnamen. Om in geschrift duidelijk te maken welke soort plant of dier wordt bedoeld was het nodig daarvan een korte omschrijving te geven. Deze beschrijvingen moesten nauwkeuriger en dus ook langer worden naarmate men meer soorten leerde onderscheiden.Ze werden steeds ingewikkelder en moeilijker te memoreren. Hierin bracht de grote systematicus LINNAEUS omstreeks het midden van de l8e eeuw een radicale wijziging, die zeer veel heeft bijgedragen tot de ontwikkeling van de systematiek. Naast die korte beschrijvingen plaatste hij in de marge een enkel woord, waarmee de soort - samen met de geslachtsnaam - kon worden genoemd. Deze triviale naam, vaak minder juist soortnaam genoemd, is als een code-naam te beschouwen. Daarvan kan alleen profijt worden getrokken, als die code-benamingen algemeen aanvaard worden. Daarvoor dienen zij aan bepaalde regels te voldoen, waarover op tal van congressen overeenstemming is bereikt.
Het doel is één bepaalde naam voor één bepaalde soort. Hiervoor is de oudste geldige benaming aangewezen. De daarvoor nodige regels zijn (voor de planten) in 1954 te Parijs nog weer gewijzigd en aangevuld. De nieuwste International Code of Botanical Nomenclature bevat niet minder dan 75 artikelen en 6 principes. De toepassing der regels hebben vele omdopingen noodzakelijk gemaakt, wat vooral door de praktijk als grote last is ondervonden. Toch is het de enige weg om tot algemeen aanvaarde en vaste namen te geraken.
Wijzigingen zullen nog altijd worden aangebracht, als hernieuwde bestudering leidt tot andere omgrenzing van geslachten en soorten. Veelal voegt men dan aan de nieuwe naam de oude toe tussen ( ). Op de soortnaam laat men met enkele letters nog de naam van de auteur volgen om het mogelijk te maken in de oorspronkelijke literatuur zekerheid te krijgen over wat wordt bedoeld (z. verder onder Systeem).
Ook in de scheikunde heeft men een n., maar die bezit geen code-karakter. Voor de verbindingen, vooral de organische, die veelal zeer ingewikkeld zijn, geeft die n. de opbouw aan. De volgens deze afspraken gevormde namen geven daardoor tevens een inzicht in allerlei eigenschappen der verbindingen.