fam. Zingiberaceae, kardemom, kapoelaga sabrang (Mal., Jav.), kapol sabrang (Soend.), is een gewas uit de bossen van de W. hellingen van de gebergten aan de kust van Malabar, India en groeit daar in nevel en mist op hoogten van 500-5000 voet.
In de 18e eeuw is E. overgebracht naar Java, doch dit is mislukt. Er zijn slechts enkele kleine aanplantingen in de Preanger. De invoer gelukte wel op Ceylon en waarschijnlijk in Birma en Siam. De bruine zaden bezitten een arillus; zij hebben een doordringende kamferachtige geur en smaak en zijn van oudsher als specerij in gebruik (‘echte’ kardemom). Ter bescherming wordt het zaad in de vrucht verscheept. India voert p. j. 500 ton uit, Ceylon 150 ton.