Wanneer de plant op duidelijke wijze overgaat van het vegetatieve stadium naar het generatieve stadium wordt van d. gesproken.
Meestal gaat dit gepaard met een snelle lengtegroei b.v. bij het in de aar schieten van graangewassen. Bij gewassen als kool, spinazie, andijvie, bieten c.a. spreekt men van d. als een bloemstengel wordt gevormd. Indien het niet de bedoeling van de boer of tuinder is om zaad te verkrijgen, dan is dit d. zeer nadelig, omdat het de gebruikswaarde van de vegetatieve delen sterk vermindert of zelfs vernietigt.
Zo is in de bietenteelt het optreden van ‘schieters’ (zaadbieten) reeds in het eerste vegetatie jaar zeer ongewenst. Dit d. hangt samen met de erfelijke eigenschappen der rassen en wordt beïnvloed door uitwendige omstandigheden, zoals b.v. lage temp. tijdens de kieming, waardoor de neiging tot schieten sterk wordt bevorderd. Ook droogteperioden of b.v. een eenzijdige N-bemesting kunnen het schieten beïnvloeden.