noemt men het weiden van vee in het bos. De b. was in vroegere tijden voor vele bossen economisch belangrijker dan de houtoogst.
Bij de opheffing van het communaal bosbezit werden op vele bossen weiderechten (z. Bosrechten) gevestigd. De b. is door het vasttrappen van de bodem (in het gebergte door het lostrappen van de grond), door de vernieling van de jongwas en in tropische droge streken vooral door het moedwillig in brand steken van het bos ter verkrijging van nieuw gras, zeer schadelijk gebleken voor de houtproductie. Ook voor de moderne veeteelt heeft de b. bezwaren, daar het vee meer gevaar loopt voor ongelukken en ziekten en het optreden van ongewenste kruisingen. In het algemeen streeft men er daarom naar om de b. zoveel mogelijk te beperken en de weiderechten af te lossen. Alleen in bergstreken kan de b. door gebrek aan voldoende weiland en door het ongunstige klimaat niet geheel worden gemist, doch ook daar tracht men de schade door beperking tot bepaalde bosgedeelten en door beschermende maatregelen zoveel mogelijk te beperken.