Altingia excelsa NORONHA, fam. Hamamelidaceae, inheemse naam, rasamala (Soend.), toelasan X.
Sumatra). Een tot 50 m hoge en 150 cm dikke boom uit het berg-regenbos van Z. O.Az., Sumatra en W. Java. Deze boom levert een hard, zwaar(s.g. - 0,81), sterk en duurzaam donkerrood-bruin kernhout, dat hoewel het vrij sterk trekt en scheurt, toch in de bergstreken van W. Java zeer gezocht is voor huisbouw. Sinds 1910 is deze boomsoort om die reden in de bergstreken van W. Java regelmatig aangeplant. De totale uitgestrektheid der plantsoenen bedroeg in 1942: 12.780 ha. De aanleg geschiedt volgens de bosakkerbouwmethode, thans meest zuiver, doch vroeger vaak rijgewijze gemengd met Manglietia glauca BL. in een verband van 3 X 1 m, met tussenplanting van Leucaena. Daar de jonge plantjes in de eerste jeugd schaduw behoeven en het zaad slechts in beperkte hoeveelheden is te krijgen, worden deze in kwekerijen geteeld.
Dubbelstammen komen veelvuldig voor, waarom een niet te ruim plantverband gewenst is om deze tijdig door dunning te kunnen verwijderen. De rasamala groeit belangrijk sneller dan de djati, bij een omloop van 100 jaar bereikt de eindopstand een hoogte van 50 m, een gemiddelde dikte van 65 cm en een dikhout-massa van 550 m3. De totale dikhout-productie, inclusief de dunningen, bedraagt bij die omloop 9 à 10 m3 per jaar/ha.