1) staatkundig deel v. Duitschland. 14 986 km2, ruim 5 mill. inw.
In het N. laagland, overigens voornamelijk bergland. De bodem bevat steen- en bruinkolen, koper en ijzer. Uitgebreid industriegebied: textiel, glas, metaalwaren, porselein (Meissen), machines, papier, boekdrukkerijen (Leipzig), sigaretten (Dresden), enz. Veeteelt, mijnbouw, levendige handel (jaarmarkten te Leipzig), scheepvaart o/d Elbe.S. ontstond u/d mark Meissen, die zich steeds uitbreidde. Frederik I, de Strijdbare. werd keurvorst (1381/1428). 1485 werd het land verdeeld tusschen de Ernestinische en de Albertinische lijn. Fred. Augustus III (1763/1827) nam den koningstitel aan. Onder Johan (1854/’73) sloot S. zich aan bij Oostenrijk tegen Pruisen. Fred. Augustus III, 1904 a/d reg. gekomen, moest in 1918 afstand doen v/d troon, waarna S. republiek werd.
2) Pruis, prov., 25 276 km2, 3 300 000 inw.; landbouw, veeteelt, mijnbouw (steenkolen, ijzererts, koper, steen- en kalizouten, bruinkolen). Hoofdst. Maagdenburg.