groep v. personen, wonend i/e bep. kerkelijk of wereldlijk gebied; ook deze gebieden zelve. Sinds 1848 zijn de laatste niet meer onderseb. in steden en dorpen.
Zij zijn autonoom. Het bestuur bestaat uit: g.-raad, wethouders en burgemeester. De raad wordt door kiesgerechtigde ingezetenen gekozen; het aantal leden bedraagt 7—45 naar gelang v/h aantal inwoners. De (2—6) wethouders worden door en u/d raadsleden benoemd; de burgemeester, d/d Koningin benoemd, is voorz. v/d raad en hoofd der politie. Secretaris en ontvanger worden benoemd d/d raad.