Groot Retorisch Woordenboek

Paul Claes, Eric Hulsens (2015)

Gepubliceerd op 24-02-2017

anastrofe

betekenis & definitie

G anastrofè ‘omkering’, L reversio. Syntactische figuur, omzetting waarbij de normale volgorde van twee bij elkaar horende woorden (voorzetsel en voorzetselbepaling; adjectief en substantief) wordt omgekeerd.

Zo wordt bv. het Latijnse voorzetsel ‘cum’ een achterzetsel in combinatie met een persoonlijk voornaamwoord: cum me, ‘met mij’ > mecum (postpositie↗). Productief in het Nederlands zijn combinaties met het adjectief lief, bv. manlief, vrouwlief, vadertjelief, moedertjelief, zoonlief, dochterlief, kind(je)lief, meisjelief, hemeltjelief. Omkeringen van de woordvolgorde met betekenisverandering zijn geen anastrofes: bv. hij loopt op straat vs. hij loopt de straat op. Wel anastro- fisch is: hij loopt de muur langs (hij loopt langs de muur). Een algemenere term is inversie↗.

Functies:
1) metrische dwang, bv. l ‘litora circum’ < circum litora (‘om de oevers heen’; Vergilius, Aeneïs, 6.329)
2) rijmdwang, bv. n ‘meisje mijn/meisje fijn’, d ‘Hänschen klein, geht allein’ (kinderliedje)
3) archaïsme, bv. d ‘Röslein rot’ (Roosje rood; Goethe); e ‘She found me roots of relish sweet/And honey wild’ (Zij vond mij wortels van smaak zoet/En honing wild; Keats, ‘La Belle Dame sans merci’); n God almachtig
4) gekunsteldheid, bv. n ‘tussen vaargeulen vele’ (H. Claus, Het teken van de hamster); f ‘sa tête petite’ (P. Valéry, ‘La fileuse’)
5) ontregeling, bv. ‘geruisloos oude vrouwen schouderloos’ (Lucebert, ‘Een oud lied’)