Sempronii - rom. geslacht, waarvan alleen de Atratīni patricisch zijn. 1) A. Sempronius Atratinus, consul in 497 en 491.—2) L.
Sempr. Atratinus, consul in 444, censor in 443.—3) S.
Sempr. Atratinus, consul in 423, voerde een ongelukkigen oorlog tegen de Volscen.
In 422 hierom aangeklaagd, werd hij vrijgesproken, maar in 420 wederom aangeklaagd en tot eene boete veroordeeld.—4) A. Sempr.
Atratinus, was bij herhaling consulairtribuun, in 425, 420 en 416. Hij was een zoon van no. 2.—5) L.
Sempr. Atratinus, consul in 34, was in den burgeroorlog vlootvoogd van Antonius, doch verliet diens zijde nog voor den slag bij Actium.
Later sloeg hij levensmoede de hand aan zich zelf.—6) C. Sempr.
Blaesus, consul in 253, ondernam met zijn ambtgenoot Cn. Servilius Caepio een tocht naar Africa.
Zij voerden niet veel uit, leden op de tehuisreis schipbreuk en verloren 150 schepen. In 244 was Blaesus andermaal consul.—7) Tiberius Sempr.
Gracchus, consul in 238, versloeg de Liguriërs en bezette Sardinia en Corsica.—8) Tib. Sempr.
Gracchus, zoon van no. 7, consul in 215, behaalde met een leger, grootendeels bestaande uit slaven, wien de vrijheid beloofd was (volōnes), eene overwinning op Hannibals onderveldheer Hanno bij Beneventum (214).
In 213 was hij ten tweeden male consul, maar in het begin van 212 werd hij door Mago in een hinderlaag gelokt en sneuvelde.—9) Tib.
Sempr. Gracchus was in 190 in den syrischen oorlog legaat van L.
Cornelius Scipio; in 187 was hij volkstribuun en trad toen als verdediger der gebroeders Scipio op (zie Cornelii no. 13). In 180 ging hij als praetor naar Hispania, streed zegevierend tegen de Celtiberiërs en hield in 178 een luisterrijken triumftocht.
In 177 was hij consul en bevocht hij de Sarden. In 169 was hij censor en in 163 nogmaals consul.
Hij was gehuwd met de edele Cornelia, dochter van P. Corn.
Scipio Africānus maior. Van 12 kinderen behield hij slechts 3 in leven; de gebroeders Tib. en C.
Gracchus en eene dochter Sempronia, later de echtgenoote van Scipio Africānus minor.—10) Tib. Semp.
Gracchus, zoon van no. 9, diende in 146 onder zijn zwager Scipio in Africa en in 136 in den numantijnschen oorlog onder den proconsul C. Hostilius Mancīnus.
Over land naar Rome terugkeerende, werd hij getroffen door de ellende der armere klasse, terwijl de rijken grooter grondbezittingen hadden, dan zij konden bebouwen. In 133 trad hij als volkstribuun met eene akkerwet op, eene vernieuwing, eenigszins verzacht, van een nimmer uitgevoerde vroegere wet (zie agrariae leges).
Toen zijn ambtgenoot M.Octavius, ondanks de smeekingen van Gracchus, zich tegen de behandeling bleef verzetten, stelde Gr. aan het volk voor, Octavius af te zetten. Dit geschiedde, doch aan de onschendbaarheid van het volkstribunaat was hierdoor een zware slag toegebracht. Toen hij nu ook voorstelde, de rijke erfenis van Attalus III van Pergamus niet in de schatkist te storten, maar onder de onvermogende burgers te verdeelen, opdat zij bij den te verkrijgen grond ook eenig bedrijfskapitaal zouden hebben, besloot de senaatspartij geweld te bezigen. Ten einde zich voor het volgende jaar tot volkstribuun te doen herkiezen, had Gr. met zijne aanhangers tijdig post gevat op het Capitool, doch werd door een aantal senatoren en gewapenden onder aanvoering van Scipio Nasīca, bijgenaamd Serapio (zie Cornelii no. 21) overrompeld en met 300 der zijnen omgebracht. Zijn lijk werd in den Tiber geworpen.—11) C. Sempr. Gracchus, broeder van no. 10, doch bijna 10 jaren jonger, hernieuwde als volkstribuun in 123 de pogingen zijns broeders (zie agrariae leges) en zocht door verschillende wetten (zie Semproniae leges) de optimatenpartij te fnuiken (123 en 122). Deze echter slaagde er in, een anderen volkstribuun,M. Livius Drusus, over te halen, om door fraaie beloften en schoonklinkende woorden Gracchus’ invloed bij het volk te ondermijnen. Dit ging te gemakkelijker, omdat Gr. als triumvir coloniae deducendae naar Carthago was vertrokken, zie Rubria (lex). Voor 121 werd Gr. niet herkozen. Een der nieuwe tribunen, Minucius Rufus (z. Minucia (lex) van 121), stelde nu voor, al de sempronische wetten in éénen adem op te heffen. Toen hierover zou gestemd worden, bezette Gr., die het plegen van geweld voorzag, met eene gewapende menigte den Aventijnschen berg, doch werd door den consul L. Opimius, aan het hoofd van senaat en ridderstand, verdreven. Omstreeks 3000 zijner aanhangers vielen in en na den strijd. Gr. zelf liet zich, om niet in handen zijner vijanden te vallen, door een slaaf dooden.—12) Sempronia, zuster van no. 10 en no. 11, gehuwd met Scipio Africānus minor (Cornelii no. 18).—13) Tib. Sempronius Gracchus werd door Augustus verbannen wegens ongeoorloofden omgang met diens dochter Julia. Tiberius liet hem ter dood brengen (14 n. C.). Hij is misschien de door Ovidius (Ex Ponto IV, 16, 31) genoemde tragische dichter Gracchus.—14) Tib. Sempr. Longus, consul in 218 bij het uitbreken van den tweeden punischen oorlog, veroverde Melite (Malta) en wilde naar Africa oversteken, toen hij op het bericht van Hannibals nadering werd teruggeroepen. Hij werd door H. bij de Trebia verslagen. In 215 versloeg hij den Carthager Hanno in Zuid-Italië bij Grumentum.—15) Tib. Sempr. Longus, zoon van no. 14, consul in 194, overwon de Bojers.—16) P. Sempr. Sophus, consul in 304, onderwierp de Aequi. In 301 was hij magister equitum van den dictator M. Valerius Corvus, in 299 (v. a. in 300) censor. In deze hoedanigheid vermeerderde hij het aantal tribus met twee. Hij was een der oudste iurisconsulti.—17) P. Sempr. Sophus, consul in 268, voltooide de onderwerping van Picēnum. In 252 was hij censor met M.’ Valerius Maximus Messa(l)la (Valerii no. 16); zij stieten 15 senatoren uit den senaat.—18) P. Sempr. Tuditānus ontkwam als krijgstribuun in 216 na dapperen strijd aan het bloedbad bij Cannae, was in 213 praetor, in 209 censor, in welke hoedanigheid hij
Q. Fabius Maximus (Cunctator) tot princeps senatus benoemde. In 204 streed hij als consul bij Croton voorspoedig tegen Hannibal.—19) C. Sempr. Tuditanus leed als praetor in 197 eene nederlaag door de Hispaniërs en stierf aan de bekomen wonden.—20) M. Sempr. Tuditanus, volkstribuun in 193 (zie Sempronia (lex) de pecunia credita), consul in 185, overwon de Apuanische Liguriërs.—21) C. Sempr. Tuditanus diende in 146 onder L. Mummius in Griekenland en was consul in 129. Hij schreef een geschiedkundig werk.—22) Sempr. Asellio, geschiedschrijver, schreef de geschiedenis van zijn tijd, vanaf den Numantijnschen oorlog, toen hij onder P. Scipio Africānus krijgstribuun was (134), tot op Livius Drusus (91).—22) C. Sempr. Rufus, een vriend van Cicero.—23) Sempr. Densus, centurio bij de lijfwacht, trachtte, bij het oproer tegen Galba, diens aangenomen opvolger
C. Calpurnius Piso Liciniānus met eigen lijfsgevaar te beschermen.—24) Sempronia, echtgenoote van D. Iunius Brutus (Iunii no. 5), deelgenoote van de samenzwering van Catilina.