Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Epicūrus

betekenis & definitie

Epicūrus - Ἐπίκουρος, Athener, geb. 342 of 341, werd zeer jong door zijn vader medegenomen naar Samus, waar deze als κληροῦχος eigendommen had. Reeds zeer vroeg beoefende hij de wijsbegeerte en maakte hij met verschillende stelsels kennis; 32 jaar oud trad hij eerst te Mytilēne, kort daarna te Lampsacus, met een eigen stelsel op, in 306 kwam hij naar Athene, waar hij reeds in 323 voor korten tijd geweest was en waar hij tot zijn dood (270) talrijke leerlingen rondom zich verzamelde.—Ep. vereenigt in zijne philosophie de natuurkundige theorieën van Democritus met de leer van Aristippus tot één geheel. Alles bestaat uit atomen, die door hunne neiging tot vereeniging lichamen vormen; de ziel bestaat uit zeer fijne atomen, die door het geheele lichaam verspreid zijn, en sterft met het lichaam; de eenige bron van kennis is waarneming; het hoogste goed is genot, dat echter niet alleen in beweging (χαρά, εὐφροσύνη), maar ook in rust (ἀταραξία, ἀπονία) bestaat; geestelijk genot staat hooger dan lichamelijk; de wijze onthoudt zich echter van die genietingen, waardoor hij later grootere zou moeten derven of die later smart ten gevolge hebben; de goden zijn gelukzalige wezens, die in de ruimte tusschen de verschillende werelden wonen, zonder zich om de menschelijke zaken te bekommeren.—Ep. wordt door de ouden geroemd als een braaf, eenvoudig en matig levend man; zijne leerlingen, met wie hij vertrouwelijk en gezellig omging, bleven hem met liefde en eerbied gedenken, en slechts een enkele trachtte zijn stelsel verder te ontwikkelen.

Van zijne zeer talrijke geschriften—men spreekt van bijna 300—is slechts zeer weinig bewaard gebleven.

< >