Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Caecīnae

betekenis & definitie

Caecīnae - eene gens, uit de etruscische stad Volaterrae afkomstig. 1) A. Caecina, door Cicero in 69 in een proces over de erfenis van een landgoed verdedigd.—2) A. Caecina, een zoon van no. 1, was bevriend met Pompeius en Cicero.

Een beleedigend geschrift tegen Caesar was oorzaak van zijne verbanning, doch later verzoende hij zich met Caesar.—3) Caecina Volaterrānus een vriend van Octaviānus, werd door dezen gebruikt als onderhandelaar met Antonius (44).—4) A. Caecina Sevērus, een beproefd en dapper veldoverste, die met goed gevolg tegen de Bato’s in den pannonisch- dalmatischen opstand streed (6 en 7 na C.). In 14n. C. was hij legatus van Germania Inferior onder het opperbevel van Germanicus, en wist hij het oproer van het leger niet te beteugelen; eerst aan Germanicus gelukte dit door toegevendheid. Hij neemt deel aan alle veldtochten van Germanicus (14–16), en verwerft in 16 de triumphalia insignia.—5) A. Caecina Aliēnus, quaestor in Baetica (68 n. C.), sloot zich bij Galba aan, maar weldra wegens een veroordeeling op hem verbitterd, wist hij (Jan. 69) met Fabius Valens te bewerken, dat Vitellius door de soldaten aan den Rijn tot keizer werd uitgeroepen. Hij trekt daarop met 30.000 man naar Italia, terwijl hij onderweg de Helvetiërs tuchtigt. Bij Cremōna wordt hij eerst door de Othoniani onder Suetonius Paulīnus verslagen; toen later Fabius Valens met een ander leger zich bij hem gevoegd had, versloegen ze samen de Othoniani bij Bedriācum. Van Vitellius liep hij tot Vespasiānus over, doch werd later, wegens samenzwering tegen dezen in 75 op last van Titus ter dood gebracht.—6) Caecina Paetus, zie Arria.