Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Basilius

betekenis & definitie

Basilius - de Groote, 329 na C. te Caesarēa in Cappadocia geb., was eerst pleitbezorger, ging toen tot den geestelijken stand over en werd in 370 bisschop van Caesarea. Hij was een groot weldoener der armen, stichtte een groot hospitaal en besteedde zijn geheel vermogen tot weldadige doeleinden, terwijl hij zelf in armoede leefde. Hij was een groot voorstander der grieksche letterkunde.

Behalve andere geschriften heeft hij ook brieven nagelaten, uitmuntende door stijl en logica. Hij bestreed het Arianisme. Het door hem gestichte klooster aan den Iris in Pontus werd een model voor latere inrichtingen van deze soort.Βασκανία, fascinatio, betoovering door woord of blik. In overeenstemming met de bekende meening der ouden, dat de goden geen al te groot of al te langdurig geluk duldden, geloofde men ook dat hun aandacht op zulk een gelukkig persoon door een overmoedig woord of afgunstigen blik gevestigd konden worden, of dat zij daardoor bewogen konden worden aan den gelukkigen toestand een einde te maken. Daarom placht men, wanneer men zichzelf of zijn geluk prees, door bepaalde formules het vermoeden van overmoed van zich af te werpen, of driemaal te spuwen; tegen het “kwaadoog” vond men bescherming door het dragen van een talisman (προβασκάνιον, fascinum).