Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Wilhelm Homberg

betekenis & definitie

duitsch genees- en scheikundige, geb. 8 Jan. 1652, eerst advocaat te Maagdenburg, studeerde vervolgens geneeskunde, inzonderheid scheikunde, en vestigde zich toen te Parijs, waar hij 1702 leeraar der chemie, 1705 lijfarts van den hertog van Orleanswerd, en 24 Sept. 1715 stierf. Van zijne ontdekkingen noemen wij het boraxzuHr (Homberg’s sedatief zout) en het chlorcalcium (Homberg'sche phosphor).

< >