(prins), russisch veldmaarschalk, geb. 1736 nabij Smolensk nit adellijke, maar niet-rijke ouders, trad vroeg in dienst bij de garden te paard, trok door zijne mannelijke schoonheid en gestalte de opmerkzaamheid van keizerin Catharina II (1762), werd haar bevoorrechte minnaar, en oefende reeds spoedig eenen alvermogenden invloed op haar uit. Zij verhief hem tot prins, eersten minister en veldmaarschalk.
Hij wilde het tijdperk van zijne hoogste macht kenmerken door de verbrokkeling van Turkije; in 1783 zond hij tegen de Krim een leger uit, dat zegevierend de beoogde taak volbracht, waarop P. dat landschap aan het russische rijk trok. In 1787 ageerde hij persoonlijk tegen de Turken, maakte zich stormenderhand meester van Otsjakow (1788), Bender(1789) en Kilianova (1790). Toen hij 1791 te Petersburg terugkeerde, vond hij zich in de liefde der keizerin vervangen door eenen anderen gunsteling (Platow ZoebofT), zijnde Catharina geneigd om met de Porte vrede te sluiten. Om dat te verhinderen keerde P. dadelijk terug naar de armee; doch te Jassi aankomende, vernam hij, dat de vrede reeds geteekend was. Eenige dagen daarna stierf hij plotseling (16 Oct. 1791).