Funerair Lexicon

H.L.Kok (2002)

Gepubliceerd op 31-05-2017

Aansprekerskleding

betekenis & definitie

De gildenaanspreker was gekleed in een lange, tot op de grond hangende rouwmantel en hij droeg een grote flaphoed. De bidders droegen lange mantels, een flaphoed met een sluier van crêpe, die zo lang was, dat hij moest worden opgenomen om niet over de grond te slepen. In de achttiende eeuw ging men zowel in kleding als in manieren de predikanten nabootsen.

Lange dubbelgesloten jas met stijve hoge kraag, afgezet met een zilver/zwart sierbiesje, aansprekerstres in zilver/zwart met schouderepaulet en onderarmkoord. Deze jassen worden in enkele regio's in het Noorden van Nederland nog gedragenEen krijttekening van twee Amsterdamse aansprekers uit het midden van de achttiende eeuw laat duidelijk zien hoe zij gekleed gingen. De kuitbroek was een normaal kledingstuk, doch de jas - duidelijk de voorloper van het nu nog gebruikelijke jacquet - gaf iets deftigs aan de persoon die hem droeg. Over het geheel werd een overjas gedragen met open rever. Als hoofddeksel werd tot circa 1900 in de grote steden een dwarssteek (Napoleon) gedragen.

Naast deze steek werd in de negentiende eeuw ook een driekante steek, een zogenaamde tricorne, gedragen. Deze was voorzien van een afhangende rouwsluier. Een reglement uit 1815 van het begrafenisfonds 'Regt door Zee' te Leeuwarden bepaalt: 'Bij het doen van leedaanzeggingen en het voorgaan bij eene begrafenis zal de Bode gekleed moeten zijn in zwarten rok, vest en broek en mantel, met witte das, bef en driekante hoed'. In dezelfde tijd gingen de aansprekers in Den Haag geldeed in een kuitbroek en droegen zij schoenen met zilveren gespen. Na 1900 werd de kleding soberder. Kuitbroek en zwarte rokjas werden vervangen door een zwarte pantalon en een lange, meestal dubbelgesloten, zwarte jas met een stijve hoge kraag. De dwarssteek werd vervangen door een zogenaamde rechte steek, welke meestal voorzien was van zwart geverfde struisvogelveren. Op deze sobere kleding werden tressen gedragen van gevlochten koord, waarbij de kleur van deze tressen meestal de klasse van begraven aangaf. Na 1950 is de kleding van de aansprekers en die van de dragers sterk veranderd, waarbij het overgaan van koets en paard naar lijkauto een grote rol heeft gespeeld.