Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 11-02-2019

wout

betekenis & definitie

politieagent

In 1682 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. In 1731 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, achter in het boek Cartouche, of de Gestrafte Booswicht. Het komt hierin voor in de vorm woutje en met als betekenis ‘diender’. In vrijwel alle vroege bronnen komt het in de verkleinvorm voor. In Zuid-Nederlandse bronnen ook aangetroffen als wouwtje. Een ‘gendarm te peerd’ werd omstreeks 1890 te Roeselare in West-Vlaanderen een vliegend wouwtje genoemd. Wout is in diverse samenstellingen aangetroffen, waaronder woutekit (1934, ‘politiebureau’) en woutkonijn (in 1916 te Leeuwarden voor ‘politieagent’). De herkomst is niet met zekerheid bekend; wellicht van het Middelnederlandse waut of wout dat ‘macht, gezag’ betekent.

• Daar is de Krommeriks, met zijn Woutjes. ¶ J. Lemmers, De Boere Koopman (1682), p. 19
• ‘Je doet dus in onze rechtstreekse uitzending een oproep aan de politie om een agent te sturen.’ ‘Een wout ja, met ze hande op ze rug geboeid.’ ¶ Betsy Udink, De primeur van Caro Darmont (1996), p. 169