Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 19-02-2018

Jakob-evertsen

betekenis & definitie

1. zaagbaars; 2. iemand met uitpuilende ogen

Admiraal Jacob Evertsen moet heel erg lelijk zijn geweest. Hij leefde in het begin van de 17de eeuw en leidde een van de eerste Nederlandse vloten naar Oost-Indië. Bontius beschrijft hem in 1694 als 'een man van kleine en gedrongen gestalte en taankleurige huid, met zwartachtige vlekken in het aangezicht'. Een ander spreekt van 'het gevlekte en puistige gezicht' van de schipper.

Jacob Evertsen zal het dan ook niet als een compliment hebben beschouwd toen zijn matrozen een vis naar hem noemden. De vis werd gevangen ter hoogte van het eiland Mauritius, de vaste aanloophaven voor Indiëvaarders. Het dier had de omvang van een flinke baars en een gele huid met zwarte vlekken. Een ander exemplaar van de Serranus variolosus, zoals de Latijnse benaming luidt, was 'donker-graeuw en over 't gansche lijf met Hemels-blaauwe bollekens bezaeid'.

In Indië stond deze zaagbaars bekend onder zijn inlandse naam Ikan (vis) kerapu. Door de Europeanen werd de 'zeer lekkere en geagte Zee-Visch' voortaan echter jacob-evertsen genoemd (tegenwoordig jakob). Later ging deze naam over op een vogelsoort met grote ogen en sindsdien is de tweede betekenis van jakob-evertsen 'iemand met grote uitpuilende ogen'. Van iemand met schelvisogen kun je zeggen dat hij 'jakob-evertsenogen' heeft.

Vergelijk guppy