Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

Gepubliceerd op 24-04-2024

scalpel

betekenis & definitie

scalpel zn. 'soort mes'
categorie: leenwoord

Nnl. het Scalpel 'het ontleedmes' [1769; Verhandelingen], een smal "Scalpel" 'een smal operatiemes' [1784; Vad.lett., 481].

Ontleend, via Frans scalpel 'scalpel' [ca. 1370; TLF] dat pas in de 18e eeuw in deze vorm meer dan incidenteel gebruikt werd, aan Latijn scalpellum 'id.', een verkleinwoord van scalprum 'mes, beitel', dat een afleiding is van scalpere 'krabben, snijden, beitelen', dat wrsch. verwant is met Grieks skállein 'hakken, wroeten', zie schil.

Literatuur: Verhandelingen (1769), Verhandelingen, uitgegeeven door de Hollandsche Maatschappye der Weetenschappen dl.11, Haarlem, 301
Fries: skalpel

< >