Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

Gepubliceerd op 24-04-2024

scalp

betekenis & definitie

scalp zn. 'schedelhuid met haar'
categorie: leenwoord

Nnl. het getal ... van de "Scalps" of gevangenen, door hun bekomen [1768; Vad.lett., 139], "Scalperen", (van het Engelsche "scalp", de huid, die de hersenpan bedekt) [1824; Weiland], Den afgerukten scalp [1846; Vad.lett., 2, 99].

Ontleend aan Engels scalp 'als zegeteken afgetrokken schedelhuid met haar bij indianen' [1601; OED], eerder al 'schedel' [voor 1300; OED], dat vermoedelijk op een Scandinavisch woord teruggaat dat verwant is met Oudnoords skalpr 'zwaardschede, uitgehold voorwerp', zie schelp.

In 1768 was blijkens de attestatie hierboven (die over indianen gaat) de precieze betekenis van scalp nog niet duidelijk. Het woord wordt in de 19e eeuw langzamerhand bekend door de literatuur die de gewoonten van de Noord-Amerikaanse indianen beschrijft.
scalperen ww. 'van schedelhuid ontdoen'. Nnl. scalperen "het aftrekken der hoofdhuid" [1824; Weiland]. Vermoedelijk ontleend aan Duits scalpiren 'van schedelhuid ontdoen' [1777; Schulz] (nu skalpieren), een afleiding van Skalp 'hoofdhuid met haar' [1735; Schulz], dat weer ontleend is aan Engels scalp 'id.'.

Fries: skalpskalpearje

< >