I. lading, last, vracht; belasting; loads of..., hopen; a load of hay, een voer hooi; that is a load of my mind, een pak van 't hart;
II. 1. (in-, op-, be)laden, bevrachten, bezwaren, belasten; vullen [pijp]; 2. overladen; loaded claret, aangezette Bordeauxwijn; loaded dice, valse dobbelstenen; loaded stick, met lood gevulde stok;
III. laden.