Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 21-03-2022

joint

betekenis & definitie

I. 1. verbinding, voeg, las, naad; gewricht; gelid, geleding; scharnier; knoop; 2. stuk (vlees); 3. Am plaats, gelegenheid, huis, kroeg, kast, kit, keet, tent; out of joint, uit het lid, ontwricht, uit de voegen;

II. 1. verbinden; voegen, lassen; 2. verdelen [vlees];

III. verbonden, verenigd, gezamenlijk; gemeenschappelijk; mede-; on joint account, voor gezamenlijke rekening; joint committee, ook: gemengde commissie; joint owner, medeëigenaar, medereder.

< >