I. fantasie, ver-, inbeelding; verbeeldingskracht; hersenschim; idee; inval, gril; (voor) liefde, liefhebberij; lust, zin, smaak; catch (hit, strike, take) one's fancy, in iemands smaak vallen; take a fancy to, lust of zin krijgen in; opkrijgen met;
II. zich verbeelden, zich voorstellen, wanen, denken; zin krijgen of hebben in, opkrijgen of -hebben met, houden van; een hoge dunk hebben van; fokken, kweken; fancy (that)!, stel je voor!; I don’t fancy his looks, zijn uiterlijk staat me niet aan, bevalt me niet;
III. fancy oneself, zich wanen; met zich zelf ingenomen zijn;
IV. aj fantasie-; fantastisch.