Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

Jan Frederik Willem CONRAD

betekenis & definitie

(Maastricht 28 mei 1825-’s-Gravenhage 12 aug. 1902) werd als cadet van de waterstaat aan de militaire academie te Breda opgeleid; 28 juli 1845 werd hij met ingang van 1 oktober d.a.v. tot aspirant ingenieur benoemd. Na dienst te hebben gedaan te ’s-Hertogenbosch, Maastricht, sedert 30 juli 1847 tijdelijk als arrondissements-ingenieur en Utrecht (1 april 1849) werd hij 1 mei 1851 als arrondissements-ingenieur overgeplaatst naar Goes; zijn kundig beleid tijdens de dijk verzakkingen in de polder van Everinge en de door zijn maatregelen voorkomen overstroming van de Wilhelminapolder (1856) deden alle polderbesturen van ZuidBeveland protesteren tegen zijn overplaatsing naar Alkmaar (1 mei 1859).

Op 1 januari 1869 benoemd tot hoofd-ingenieur te Middelburg, werkte hij voornamelijk in Zeeuws-Vlaanderen, waar hij zorg droeg voor een betere uitwatering en de indijking van het Oude Zwin tot de WillemLeopold polder.

Een door A. Magielse, opzichter van de waterstaat, in het Archief van het Zeeuwsch Genootschap geschreven ‘Middel van stroomafleiding tot ontzet der aangevallen oevers van Zeeland’, wat het aanbrengen van dammen tegenover de aangevallen oevers inhield, werd door Conrad weerlegd in zijn ‘Waterbouwkundige aanteekeningen’ (1874). In 1871 had hij een beschrijving van de ‘Westkappelschen zeedijk’ uitgegeven.

1 April 1874 werd hij overgeplaatst naar Haarlem.

Op 1 April 1881 werd hij benoemd tot inspecteur van Noord Holland, tevens werd hij met het hoofdtoezicht op de aanleg van het buiten zijn inspectie gelegen Merwedekanaal belast.

De dag voor zijn pensioen (1 november 1891) werd hem de titel hoofd-inspecteur verleend.

Was hij reeds in 1889 lid van de Provinciale Staten van Zuid-HoUand geworden, sedert 1891 vertegenwoordigde hij het district 'sGravenhage in de Tweede Kamer en had hij zitting in diverse nationale en internationale commissies o.a. voor het Suez kanaal, waarvan hij een historische beschrijving samenstelde. Hij was tevens voorzitter van het koninklijk Instituut van Ingenieurs (18971902).

Voor zijn geschriften zie bibliografie.

LITERATUUR

Nagtglas, Levensberichten. In Woord en Beeld, Augustus 1896. Veenstra’s Technisch weekblad, 6 Juni 1899. A nnali della Sociéta degli Ingegnere e degli A rchitetti Italiani, 1902. Verhandelingen Koninklijk Instituut van Ingenieurs, 1904-1905. N.N.B. W. II.

< >