volksgebruik voor kinderen, het zingen met de ster; kinderen als driekoningen verkleed, twee witte en een zwarte, eventueel met „kameel”, ook wel met lampion en schelijzer, trekken langs de huizen als slot van het kerstfeest, voornamelijk in de Kempen en in de Meierij van ’s-Hertogenbosch en met name in de steden Tilburg en Den Bosch en in de dorpen. Een van de bekendste liederen luidt: „Driekoningen, driekoningen, geef mij een nieuwe hoed, m’n oude is versleten, mijn vader mag het niet weten, m’n moeder heeft het geld al op de toonbank neergeteld”.
Dit zou een herinnering zijn aan de tijd, toen de ambtenaar op Driekoningendag een nieuwe hoed kreeg; een gebruik, dat in 1629 door de Staten verboden werd. In de Kempen wordt elk jaar opnieuw een nieuw driekoningenlied gelanceerd.Bron: Het Land van de Brabanders, 1975.
