Familie: Corvidae Kraaien (Cissa, Corvus, Crypsirina, Cyanocilta, Cyanocorax, Cyanopica, Dendrocitta, Garrulus, Nucifraga, Perisoreus, Pica, Podoces, Pyrrhocorax, Urocissa)
De kraaien staan op grond van hun geestelijke ontwikkeling aan de top van de zangvogels. Ze zijn bijzonder leergierig en nieuwsgierig en ze tonen een groot aanpassingsvermogen. Ze zijn intelligenter dan alle andere vogels en zijn zelfs naar menselijke maatstaven slim. Ze zijn over de hele wereld verbreid. De meeste soorten zijn eenvoudig van kleur, zijn alleseters, paren voor het leven en komen voor in de meest uiteenlopende gebieden. Vele soorten leven buiten de broedtijd in groepsverband, sommige broeden in kolonies.
Noordelijke soorten vertonen een geregelde trek naar het zuiden, de andere zwerven onregelmatig. Om hun leergierigheid worden enkele soorten vaak tam gehouden en zijn geliefde objecten voor gedragsstudies. Als eerste groep van de 100 soorten omvattende familie noemen we de gaaien, die gekenmerkt worden door verlengde, oprichtbare kopveren. Vooral in Amerika vinden we ze in een grote verscheidenheid van vormen, waarvan vele een felgekleurd verenkleed hebben, zoals de blauwe-gaai en de incagaai. De eerste is een zeer bekende en wijdverbreide vogel in Noord-Amerika, waar hij ongeveer dezelfde leefwijze heeft als onze vlaamsegaai. Hij is echter een meer uitgesproken kultuurvolger, die de mens tot in de steden gevolgd is en in de winter vaak op de voedertafel verschijnt.
Opmerkelijk is zijn grote bekwaamheid in het nabootsen van geluiden, een eigenschap die hij gemeen heeft met de meer in naaldwoud voorkomende stellergaai. De incagaai is de bontst gekleurde van alle gaaien. Bij hem valt evenals bij zijn verwanten, zoals de zwartkopgaai, de fluweelachtige glans van de voorhoofdsen kopveren op. De vlaamse-gaai komen we in alle gemengde wouden en loofbossen tegen, maar ook in parken en tuinen. We kennen allemaal zijn krijsende roep, zijn zwartblauw-witte vleugelspiegel en zijn vermogen andere vogelgeluiden na te bootsen. De noordelijke taigagaai mist de kuif en heeft een korte snavel.
Hij leeft in naaldwouden, evenals de notenkraker, die een sterke, spitse snavel heeft en in Noorden Midden-Europa als broedvogel voorkomt in middel- en hooggebergte. Verder komt hij zo nu en dan vanuit Siberië invasieachtig bij ons voor. De eksters vormen een groep langstaartige vogels, zoals de jachtekster, de maleise-boomekster, de roodsnavelkitta en de raketstaartekster. De eerste leven in lichte bebossing, de laatste in tropisch regenwoud. De blauwe-ekster bewoont boomgaarden, open bosland en bebouwd platteland met bomen. Zijn eigenaardige verspreiding blijft nog een raadsel.
De bij ons inheemse ekster is door zijn voorliefde om glinsterende voorwerpen te verbergen het symbool van de diefachtigheid geworden. Hij is een van onze meer algemene vogels, die in bossen, op kultuurland en zelfs in de steden voorkomt. Ondanks sterke vervolging houdt hij stand. Hun enorme, overdekte nesten van takken vallen overal op. De saxaoulgaai, die slechts zo groot is als een lijster, leeft in woestijnen. Alpenkraai en alpenkauw zijn vogels van het hooggebergte, de eerste komt ook voor aan de kust van de Britse Eilanden.
In de alpen gaat zijn bestand ten opzichte van de alpenkauw achteruit. Deze heeft zich meer bij de mensen aangesloten en kan rondom berghutten zeer vertrouwelijk worden. Zijn duizelingwekkende vliegkunsten verlevendigen het berglandschap. Hij broedt in holen, evenals de kauw, die bij ons oude muren, kastelen, ruïnes en kerktorens bewoont en altijd in groepsverband leeft. In de winter wordt hun aantal sterk vermeerderd door trekvogels uit het noorden. Ze trekken vaak in gezelschap van roeken, die in kolonies in nesten van takken broeden en zich op het veld nuttig maken door het verdelgen van schadelijk gedierte.
Toch probeert men ze wel te verdrijven, als ze hun nesten in grote steden bouwen. Helaas worden ze maar al te vaak verward met de zwarte-kraai, die, hoewel hij ook wel in troepjes optreedt, altijd solitair broedt. Hij heeft zich een slechte naam verworven als rover van eieren en jongen. De bonte-kraai, die vanuit het oosten in de winter naar Midden-Europa komt, wordt opgevat als een ondersoort van de zwartekraai. De op de bonte-kraai lijkende nieuwguinese-kraai heeft een gedeeltelijk kale kop. De bennettkraai maakt zich door het verdelgen van ongedierte even nuttig als onze roek.
Raven zijn de grootste en meest karakteristieke kraaiachtigen. Bij de oude Germanen golden ze als boodschappers van de góden en als symbool van de wijsheid. Hij staat bekend om zijn grote vindingrijkheid en intelligentie. Bij ons komt hij niet meer broedend voor. In Sleeswijk-Holstein en in de Alpen schijnt hun bestand door doelmatige bescherming weer iets toe te nemen. De witnekraaf is een kultuurvolger, die aan steile rotswanden broedt en als sprinkhanenverdelger in hoog aanzien staat.