Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

LANDBOUWZADEN

betekenis & definitie

De zaadteelt van o.a. bieten (suiker- en voederbieten), stoppelknollen, klaver en gras wordt die der L. genoemd. Die van witte klaver heeft in Frl. de grootste verbreiding gehad (1891-1901 459 ha; 1956 16 ha).

De teelt van bietenen graszaad neemt toe (in 1956 87 ha suikerbieten, 17 ha voederbieten, 21 ha graszaad). Stoppelknollenzaad (raapjeszaad) wordt hier en daar nog geteeld, meest voor eigen gebruik.

< >