(Oudfr.: ethel, erf). Erfgoed, tegenover goed dat niet was aangeërfd, maar bijv. door koop verkregen, of dat van een ander werd gehouden (leen).
Het E. was in Frl. de basis voor de staatkundige rechten van de huisman, terwijl in gefeodaliseerde gebieden de relatie heer—man deze bepaalde.