(Groningen 1605 - Wildervank 1661) Vervener en grondlegger van Wildervank en Veendam. Heette aanvankelijk alleen Adriaan Geerts, maar nam later de naam van de door hem ontgonnen venen aan.
Hij was de zoon en kleinzoon van een smid, geboren in een huis vlak buiten de Ebbingepoort als tweede van vier kinderen. Zijn vader behoorde tot de gezeten burgerij uit wier kringen de stadsregering benoemd werd. In 1630 trouwde hij met Grietien Jansen, alias Margaretha Hardenberg. Zij was afkomstig uit een nog iets gefortuneerder familie, woonachtig in de Steentilstraat waar haar vader koopman was. Uit haar familie stamt o.a. het regentengeslacht Wichers. Uit het huwelijk bleven twee kinderen in leven: Gerhard (ca. 1630-1682, van hem stamt het geslacht Wildervank af) en Tobia (1640-?). Hij hertrouwde in 1655 met Hemma Emmen, dochter van Evert Warners Mullinga, schulte te Emmen, en Margarethe Lepels. Aanvankelijk stond Adriaan Geerts bekend als schrijver. In 1635 werd hij betaalmeester en uitruster van twee legeronderdelen en trad hij tevens op als pachter van het raad- en wijnhuis te Groningen en als handelaar in drank en tal van andere waren. In de jaren ’40 verhuisde hij naar Pekela, naar verluidt om de kunst van de vervening af te kijken. Hij slaagde erin het enige grote veencomplex in bezit te krijgen dat niet in handen van de stad Groningen was gevallen: de Wildervankster venen. Adriaan Geerts kwam al spoedig in financiële problemen en was gedwongen externe financiering aan te boren. Deze werd gevonden in de persoon van Michiel Amia, gefortuneerd koopman te Amsterdam en gehuwd met een dochter van Lodewijk de Geer, een van de machtigste kooplieden en industriëlen in de Republiek.
Amia was bereid een hypotheek te verstrekken van de kolossale som van 250.000 gulden. Het onderpand, de venen, werd becijferd op ten minste 700.000 gulden, ca. 7.500 morgen. De financiële verplichtingen bleken voor Wildervanck een te zware last te zijn. Hij moest venen verkopen, o.a. aan Adriaan Trip en Louis de Geer. Na zijn dood staken vele schuldeisers de kop op. Pas aan het eind van de eeuw waren alle geschillen bijgelegd.
[Gerding]
Lit.: M.A.W. Gerding, ‘Wildervanck, Adriaan Geerts’ in: Van Dijk en Foorthuis, Vierhonderd jaar Veenkoloniën, 260-265.