Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Toneel

betekenis & definitie

Begin april 1597 kreeg een Engelse groep komedianten de vergunning om ongeveer veertien dagen lang de burgerij te vermaken met toneel en muziek. Tot 1610 kwamen Engelse acteurs nog een paar keer terug, in toenemende mate met 'Geestelijke Comedies’, zoals: Van een rijk man en Een Verloren Zoon.

Daarna zou het onder een toenemende calvinistische invloed tot diep in de 18de eeuw duren voor er weer toneel te zien was in Groningen. In 1728 wordt er melding gemaakt van een zestiental voorstellingen in de Caatsbaan aan de Butjesstraat, ondanks protesten van de kerk. Wel ging een kwart van de opbrengst als ‘vermakelijkheidsbelasting’ naar de Diakonie.Vanaf 1769 werden er besloten voorstellingen gegeven in de huizen van verschillende Groninger burgers, hetgeen aanleiding was voor het gemeentebestuur om het verbod op te heffen. Het was toen nog niet toegestaan om propaganda te maken voor de voorstellingen, zoals zakenman J. Bolt ervoer toen hij adverteerde met het treurspel Rhamadistes en Senobia, op te voeren door een gezelschap ‘tot beoefening van de welsprekendheid’. De strijd tussen patriotten en oranjepartij leidde weer tot een toneel verbod tijdens de kermis in 1783. Het zou uiteindelijk tot 1796 duren voordat de eerste toneeladvertenties in de kranten verschenen.

Groningen kreeg zijn eerste schouwburgzaal in 1798 in de Brugstraat in het logegebouw van de vrijmetselaars dat bewoond werd door de burger J. Roodhart. In 1800 kwam er een tweede bescheiden schouwburgzaaltje in de Grote Leliestraat, waar onder andere ‘Hoogduitse operisten en toneelspeleren’ onder andere Die Räuber opvoerden. Een jaar later kreeg Groningen zijn eerste echte schouwburg in de Nieuwe Kijk in ’t Jatstraat, die zoveel populariteit genoot dat er voor de rijtuigen eenrichtingsverkeer moest worden ingevoerd. Gezelschappen als de Amsterdamsche Nationaale Stadsschouwburg, de Nederduitsche Toneelisten en de Rotterdamsche en Haagsche Toneelisten waren toen reeds trouwe bezoekers van Groningen geworden.

Ten zuiden van de Poelepoort, in de Poelestraat, vestigde zich de Burger Komedie, die 100 leden telde waarvan er dertig op het podium stonden. De Burger Komedie sloot haar deuren in 1835, waarna men geheel aangewezen was op de schouwburg in de Nieuwe Kijk in ’t Jatstraat. Ruimtegebrek en brandgevaar noodzaakten tot de oprichting van de vereniging ‘Toneelgebouw’ die met behulp van het gemeentebestuur plannen ontwikkelde voor een nieuwe akkommodatie. Was eerst de Oosterpoort een optie, later koos men voor de Turfsingel waar in 1883 de Stadsschouwburg haar deuren opende. Groningen kon het nationale (en internationale) aanbod toen laten zien: Het Nederlands Toneel, het gezelschap Legras en Haspels, de Tivolischouwburg, de salon des Variétés, de Comédie Française en het Théâtre du Gymnase. Een toenemend probleem was dat gezelschappen de reis naar Groningen erg lang vonden. Dat gold meestal niet voor de kermisperiode: dan was er in alle zalen van de stad: de Stadsschouwburg, de Harmonie, Beurs, het Concerthuis en het Grand Theatre volop toneel te zien.

Toch gingen de toneelvernieuwingen niet aan Groningen voorbij: Louis en Theo Bouwmeester, Heyermans, Royaards, Verkade en Cor van der Lugt Melsert maakten hier regelmatig hun opwachting. Een hoogtepunt in het Groninger toneelleven was het bezoek van Sarah Bernhardt, die als op 16 oktober 1897 als een vorstin werd binnengehaald en hier de hoofdrol speelde in La dame aux camélias. Ook het amateurtoneel kwam in Groningen tot bloei. De kamers van de rederijkerij ontwikkelen zich meer en meer tot amateurtoneelverenigingen. Het rederijkersgezelschap Groningen verzorgde naast de traditionele opvoeringen ook ieder jaar de traditionele Bruiloft van Kloris en Roosje, meestal met Rut Hofman als Thomasvaer.

De crisis van de jaren ’30 ging ook niet aan Groningen, met name niet aan de Stadsschouwburg, voorbij. Het publiek leek alleen nog af te komen op de operettes van Frits Hirsch en een enkele voorstelling van Albert van Dalsum.

Er werden meerdere pogingen ondernomen om een beroepsgezelschap in de stad Groningen te vestigen. Zo heeft de acteur Rob Geraerds in 1936 een poging ondernomen om een Groninger gezelschap op te richten, dat uiteindelijk echter zijn thuisbasis vond in Deventer. Ook de Noorder Compagnie (zie Noord Nederlands Toneel) onder de artistieke leiding van Jaap Maarleveld en Manon Alving kwam in de jaren ’60 in Drachten terecht omdat de stad Groningen bang was verstoken te zullen zijn van de westerse gezelschappen als hier een eigen gezelschap zou komen.

Schouwburgdirecteur Ton Post ontwikkelde wel eigen producties zoals Waark en Ik, Jan Cremer. Met de komst van de productiekern van De Voorziening - na het opheffen van de Noorder Compagnie in 1979 - die uiteindelijk werd opgevolgd door het Noord Nederlands Toneel in 1991, kreeg Groningen uiteindelijk een eigen gezelschap.

Zie ook dialecttoneel

[Huizing]

Lit.: E.A.J. Boiten, 400 Jaar toneel in Groningen (Groningen 1973): B. Tammeling, Bij open doek (Groningen 1984).