Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gepubliceerd op 19-09-2022

über

betekenis & definitie

1. over; boven; onder; der Kessel hängt über dem Feuer, de ketel hangt boven het vuur; ich hänge den Kessel über das Feuer, ik hang de ketel boven het vuur; über dem Lesen ist er eingeschlafen, onder het lezen (al lezende) is hij ingeslapen; klug über sein Alter, verstandiger dan voor zijn leeftijd te verwachten is; über dieses Asien!, o, dat Azië!; über alle Berge sein, er van door zijn; über den Büchern sitzen, met de neus in de boeken zitten; eine Gemeinde mit über 100 000 Einwohnern, een gemeente met meer dan 100 000 inwoners; über die Maßen, bovenmatig; über Nacht, gedurende de nacht; plotseling; über Tag, boven de grond; über Tisch, aan tafel; ich werde über Weihnachten nach Hause fahren, ik zal gedurende de Kerstdagen, naar huis gaan.

2. genoeg; ich habe es über (mir ist es über) ik heb er genoeg van; die sind uns über, die zijn ons de baas; über und über rot werden, tot achter de oren blozen; den Tag über, de hele dag; er hat es über und über satt, hij heeft er meer dan genoeg van.