Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gepubliceerd op 05-09-2022

Tag

betekenis & definitie

dag; vergadering, congres; einen Tag nach dem andern, Tag für Tag, Tag um Tag, dag aan dag; jeden zweiten Tag, om de andere dag; das liegt am Tage, dat is klaar als de dag; fast auf den Tag, bijna op de dag af; in seinen alten Tagen, op zijn oude dag; in den Tag hinein leben, er maar op los leven; zu Tage fördern, in ’t licht brengen.

< >