Junior Dokterswoordenboek

Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

Gepubliceerd op 23-02-2017

trombosebeen

betekenis & definitie

Afsluiting in een of meer diepe aderen in de kuit of het bovenbeen doordat een erin vastzittend bloedstolsel (trombus) de ader verstopt.

Een trombosebeen ontstond vroeger vooral na een bevalling wanneer de moeder in het ‘kraambed’ met het pasgeboren kind lag te bekomen en lang stillag. Tegenwoordig komt een trombosebeen vooral door te weinig beweging na bijvoorbeeld een operatie, een ernstige ziekte, een ongeluk of door lang stilzitten tijdens een langdurige autorit of vliegreis. Soms heeft iemand een aangeboren aanleg om bloedstolsels te krijgen.

Vanuit een trombosebeen kunnen longembolieën ontstaan: de bloedstolsels in het been schieten dan door de bloedsomloop naar de longen en komen daar dan vast te zitten in de slagaderen die steeds kleiner worden. Of de aderen dieper in het been raken verstopt. Dan kunnen spataderen ontstaan en kan iemand later een open been krijgen.

Ook diepe veneuze trombose. Kijk ook bij tromboflebitis, trombose.