Tot het houden der verschillende voorgeschreven Salöts (gebeden) worden de Mohammedaansche geloovigen opgeroepen door het luidkeels opzingen van bepaalde formules (adan) vanaf een hooge plaats in of bij de Moskee. (Klokken mogen Mohammedanen daarbij niet gebruiken.) In vele landen dient daarvoor de minaret, de smalle en slanke toren, die zich ter zijde van de Moskee verheft. De Muezzin (gebedsoproeper), die vijf maal daags naar boven klauteren moet, verkrijgt een voor Westerlingen bewonderenswaardige vaardigheid in het klimmen door de nauwe ruimte der minarets.
De minarets geven aan het landschap, b.v. in Turkije, een eigen stempel.