Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Johan van Neercassel

betekenis & definitie

Geboren 1623 te Gorinchem, studeerde te Leuven en in Parijs, werd eerst leeraar in de godgeleerdheid aan het bisschoppelijk seminarium te Mechelen, daarna hoogleeraar te Keulen. Vervolgens was hij coadjutor van den apostolischen vicaris in het bisdom Utrecht, in 1662 bisschop van Castoriën i. p. en nog later (1683) apostolische vicaris van het bisdom Utrecht.

Hij nam maatregelen om aan talrijke misstanden onder de orde-geestelijken een einde te maken. Hij was om zijn rechtschapenheid en waarheidszin ook bij vele Protestanten zeer gezien.

Door de Jezuieten, bij wie hij gehaat was, werd hij van Jansenisme beschuldigd. Hij vertrok naar Rome en bleef daar tot den vrede van Nijmegen 1678.

Van toen afarbeidde hij met grooten ijver in zijn diocese. Hij spoorde aan tot het lezen van den Bijbel, waarschuwde tegen overdreven Mariavereering, en gaf een voorbeeld van ware menschenliefde.

Hij was in zijn diocese ook zeer geacht en bemind. Hij overleed te Zwolle in 1686.

Verschillende boeken zijn van zijn hand, o.a. Constitutiones servandae a presbyteris in Belgio foederato laborantibus (1668).

De sanctorum et praecipue B.

Mariae Virginis cultu tractatus quinque (1675).

Tractatus de lectione Scripturarum (1677) e.a. Zijn geschrift over de biecht en de sleutelmacht werd heftig door de Jezuieten aangevallen en op hun aanstoken op den Index geplaatst.

< >