Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Adrammelech

betekenis & definitie

I. In 2 Kon. 17 : 31 wordt Adrammelech naast Anammelech genoemd als de hoofdgod der Sefarvieten, wiens vereering door hen naar de landstreek Samaria is overgebracht, toen ze kort na 721 door Sargon met de inwoners van andere steden daarheen waren gevoerd.

In de meening dat Sefarvai'm een Babylonische stad was, heeft men in Adrammelech, in welken naam Adar de eigenlijke godennaam is, terwijl melech (koning) het vaak in verbinding met godennamen eerende epitheton is, den ouden krijgs- en jachtgod Ninib gezien, die in den Orion zijn sterrebeeld heeft. Daartegen zijn echter twee bezwaren:

1e. de identificatie van Adrammelech en Ninib berust op misvatting;
2e. de hoofdgod van Sipar-Sefarvaïm is de zonnegod Sjamasj. Daarom zien anderen in Adrammelech een titel of bijnaam van Sjamasj, waarvoor echter het bewijs niet geleverd wordt.

Tegen het zoeken van Adrammelech in het Babylonische pantheon zijn in het algemeen twee bezwaren:

1e. in de spijkerschriften wordt nooit gezinspeeld op het brengen van kinderoffers en op geen der vele beeldhouwwerken en reliefs is een spoor van dit gebruik gevonden;
2e. Sefarvaïm is zeer waarschijnlijk geen Babylonische stad.

Daar we blijkens het verband, waarin in Köningen van deze stad wordt melding gemaakt, Sefarvaïm in Syrië hebben te zoeken, moet Adrammelech behoord hebben tot het West-Semietische pantheon. Nu kennen we echter wel een ook in Carthago vereerden Fenicischen god Adar, maar een Syrische god van dien naam is tot heden niet gevonden. Vandaar dat men reeds heeft vermoed, dat we hier voor een min zuivere tekstoverlevering staan en dat we Adadmelech moeten lezen (dus ADDMLK in plaats van ADRMLK). Dan hebben we hier dus den West-Semietischen hoofdgod Adad of Hadad, den storm-, onweer- en regengod, die bliksem en pijl hanteert. Of hem kinderoffers werden gebracht, weten we echter niet.

II. Volgens 2 Kon. 19 : 37 (p. p. Jes. 37 : 38) een zoon van den Assyrischen koning Sanherib, die met zijn broeder Sarēzer zijn vader vermoordde, toen deze in den tempel van Nisroch aanbad, en met hem naar Armenië vluchtte. De Babylonische kroniek vermeldt, dat Sanherib door zijn zoon in een oproer is gedood (681), maar noemt den naam niet. Van Adrammelech vinden we alleen bij Abydēnus in den vorm Adramelus en bij Polyhistor als Ardumusanus een spoor. West-Semieten van dezen naam kennen we wel.

Zoo heette b.v. een koning van Gebal (Byblos) uit den tijd van Alexander den Groote. Een zoon van Sanherib kennen we onder dezen naam niet. Reeds heeft men de vraag gesteld, of we niet ASRMNK moeten lezen in plaats van ADRMLK. Dan zouden we te doen hebben met den zoon van Sanherib, van wien onder den naam Asjoer-sjoem-oesjabsji gemeld wordt, dat zijn vader in de tuinen van Nineve voor hem een huis heeft gebouwd. Uit de spijkerinschriften blijkt, dat de opstand, waarschijnlijk begonnen met de vermoording van Sanherib, van Dec. 681—Mei 680 heeft geduurd. De opstandelingen hebben Nineve anderhalve maand in hun macht gehad en vonden vooral steun in Noord-Mesopotamië, waar Esarhaddon hen in het latere Cappadocië versloeg.

< >