Dit zegt men van een grooten vrek en schraaper. Een teek is een afkeerige soort van luizen, by de Latynen ricinus.
Deze hechten zich aan honden, koeyen, enz. en zuigen die ’t bloed af, naar de wyze der echels, zo dat ze daar van opgezwollen zyn. Dit past op zulk een gierenden gierigaard, volgens Spreuk. 30: 15.