Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Wenning, ijpe heerke (‘ype’)

betekenis & definitie

Geb. Leeuwarden 26 september 1879, overl.

Wassenaar 11 september 1959. Woonde en werkte in Leeuwarden tot 1897, Amsterdam 1897 tot 1898, Leeuwarden 1899, Den Haag, (ook in Giethoorn, Oudewater, Zuid-Limburg, Rome, Parijs 1914), Voorburg tot 1927, daarna in Den Haag. Leerling van de Ambachtsschool te Leeuwarden (driejaar) o.l.v. J. Bubberman en J. Hartemink, L.

W. R. Sommer (dekoratieschilder in Den Haag) en volgde de avondcursus op de Akademie v. B.K. in deze stad o.l.v. Fr. Jansen.

Een jaar koninklijke subsidie. Schilderde, aquarelleerde, tekende en etste landschappen, stadsgezichten, figuren (portretten). Zéér begaafd landschapschilder. Gaf les aan J. H. Kaemmerer.

Was lid van ‘Arti et Amicitiae’ en ‘St. Lucas’ te Amsterdam en van ‘Pulchri Studio’ in Den Haag.Op de Hoogte XIV, 1917 (bldz. 498-404).

H. H. van Calker: ‘In het atelier van den schilder’ (bldz. 224-229), Amsterdam 1941. Luns; Mak van Waay; Plasschaert; Scheen 1970; Thieme-Becker; Van Hall I en port.; Vorsterman van Oyen; Waller.

< >