Geb. Dordrecht 30 juni 1866, overl.
Amsterdam 7 januari 1936. Woonde en werkte in Amsterdam. Leerling van J. P. Veth en G. H.
Breitner. Schilderde, tekende en lithografeerde stadsgezichten van Amsterdam, oude huizen te Muiden. Tekende in zwartkrijt planten en bomen. Maakte ook scheepsmodellen. In 1897 onderdirekteur van het Rijksmuseum te Amsterdam, van 1898-1932 conservator van het Museum Fodor aldaar. Was lid van ‘Arti et Amicitiae’ in de hoofdstad.Tentoonstellingen Amsterdam en Den Haag 1895—1905: een achterbuurt; de Zuidsingel te Amersfoort; herfstochtend; de Keizerskracht, de Herengracht en de Reguliersgracht te Amsterdam.
UTRECHT -Centraal Museum: het huis Oudaen aan de Oude Gracht te Utrecht.
Tentoonstelling Museum Fodor Amsterdam (cat. 1936/37).
Elsevier XCIII, 1937 (Kroniek); Maandblad v. Beeldende Kunsten 1936 (I. Q. van Regteren Altena, bldz. 107-110).
Gram 1904; Luns; Plasschaert; Scheen 1969; Van Hall II en port.; Waller.