Biologische encyclopedie

G. Th. van Kempen (1974)

Gepubliceerd op 03-04-2020

hartspier

betekenis & definitie

dwarsgestreepte, holle spier met delen voor impulsgeleiding in netvormig systeem. Gehele spier trekt samen indien impuls aanzet tot contractie.

Door veel onderzoekers werd de hartspier beschouwd als een syncytium. Een weefsel dus waar de cellulaire opbouw ontbreekt doordat de celmembranen afwezig zijn. Elektronenmicroscopisch onderzoek toonde echter aan dat de hartspier uit een aantal cellulaire eenheden bestaat met in elk een kern. De celmembranen vertonen plekken met zeer nauw contact. Het is zeer waarschijnlijk dat langs deze celcontacten potentiaalverschillen voortgeleid worden. Impulsen voortgeleid via zenuwbundels worden door de hartspiercellen zelf aan elkaar doorgegeven.

Voor een goede hartwerking zijn bepaalde stoffen nodig (bv. kalizouten). Deze spier heeft geen tetanus en volgt de alles-of-niets-wet. Enorme arbeidsprestatie, ➝ kransslagader, ➝ hart, ➝ refractaire periode.

< >