Biologische encyclopedie

G. Th. van Kempen (1974)

Gepubliceerd op 03-04-2020

gebit

betekenis & definitie

geheel van gebitselementen bij mens en gewervelde dieren in onder- en bovenkaak. Naar de aard van het voedsel te onderscheiden in:

1. insektenetersgebit: puntig (bv. egel, spitsmuis);
2. knaagdiergebit: in onder- en bovenkaak 2 gebogen snijtanden, die steeds doorgroeien waardoor de slijtage gecompenseerd wordt, geen hoektanden, kiezen met knobbels of plooien (bv. rat, muis, haas);
3. alleseters (omnivoor) gebit: in onder- en bovenkaak beitelvormige snijtanden, kegelvormige hoektanden en knobbelkiezen (bv. aap, mens);
4. planteneters (herbivoor) gebit: snij- en hoektanden alleen in ondergebit, kiezen met grote en sterk geplooide kauwvlakken (bv. hoefdieren);
5. roofdier(carnivoor) gebit (vleeseters bv. katachtigen): scherpe snijtanden, krachtige hoektanden (grijpen en vechten), knip-, scheur-, en soms knobbelkiezen.