Hout, Luc. 23: 31.
- Is dat in het groene hout, wat zal in het dorre zijn?
- Als zij dit doen aan het groene hout, wat zal aan het dorre geschieden.
Beide spreekwijzen, de eerste met eenige doch onbeduidende wijziging, zijn overgenomen uit Luc. 23: 31 waar de laatstgenoemde spreekwijze het slot uitmaakt van Jezus’ toespraak aan de Jeruzalemsche vrouwen op zijn tocht naar Golgotha. Die vrouwen, zoo verhaalt Lucas, zagen met droefenis en innig mededoogen, het lijden en de zekere nadering van een schandelijken en smartelijken dood voor Jezus aan. Doch Jezus, denkende aan het vreeselijk lot dat Jeruzalem dreigde, wekt haar op om liever te weenen over zichzelven en haar kroost en verkondigt haar dat er tijden van radelooze wanhoop, van hooggaanden nood en ellende zullen aanbreken, want indien men dit doet aan het groene hout, wat zal met het dorre geschieden? Zooals in Ezechiël 20: 47 wordt onder het groene hout d.i. den frisschen en krachtigen boom, de rechtschapene, onder het verdorde, waaruit alle levenskracht is geweken, de geestelijk doode, de onverschillige en zedelooze voorgesteld. Bij ons is de beteekenis dezelfde: komt de rechtschapene om, of heeft de vrome veel te lijden, hoe slecht zal het met de slechten en goddeloozen gaan! Dezelfde gedachte vinden wij 1 Petr. 4: 18.