Bijbelse spreekwoorden

C.F. Zeeman (1888)

Gepubliceerd op 12-03-2025

Dat is zijn Benjamin

betekenis & definitie

Benjamin, Genes. 35: 18, Gen. 43: 34.

- Dat is zijn Benjamin.

- Het is Benjaminnetje.
- Daar kwam een stuk vleesch op de tafel van Benjamin.



Benjamin was de jongste zoon van den aartsvader Jakob en even als Jozef zijn lieveling, omdat hij, zooals deze, zoon was van Jakobs meest geliefde echtgenoote Rachel. Nog te meer was zijn vader aan hem gehecht omdat zijne geboorte aan zijne moeder het leven kostte, Genes. 35: 18, en omdat hij na Jozefs wegvoering het eenig overgebleven kind van Rachel was. Reeds zijn naam moest volgens het verhaal in Gen. 35, van de liefde zijns vaders getuigen; in plaats toch van den somber klinkenden naam door Rachel in doodsbenauwdheid aan het kind dat zij baarde gegeven, nl. Benoni zoon mijner smart, gaf Jakob dat laatstgeboren kind den veelbeduidenden naam van Benjamin zoon der rechterhand d.w.z. zoon des geluks. Maar niet slechts stond Benjamin hoog in de gunst zijns vaders ook bij zijne broeders was hij bijzonder geliefd; niet alleen toont zijn eigen broeder Jozef in de ieder bekende geschiedenis Gen. 45: 14, hem de innigste genegenheid en geeft daarvan het bewijs door hem bij den maaltijd een vijfmaal grootere portie dan de anderen te geven, 43: 34, maar ook de overige broeders zijn van hunne vroegere ijverzucht tegen een lieveling huns vaders genezen en geven treffende bewijzen van zelfopofferende en teedere liefde voor den jongsten zoon huns vaders. Zie b.v. Gen. 42: 37, 38. 43: 9. 44: 13. Zoo is onder ons Benjamin de gebruikelijke benaming geworden voor het jongste en daarom meest beminde kind, ’t zij meisje of knaap. Aan het aanstonds vermelde bewijs van voorliefde door Jozef aan Benjamin bij het gastmaal (overeenkomstig de gewoonte der ouden vgl. 1 Sam 1: 5. 9: 24) gegeven, is de spreekwijze ontleend: daar kwam een stuk vleesch op de tafel van Benjamin; wel is er letterlijk van vleesch geen sprake in het geschiedverhaal, maar de maaltijd zal toch niet enkel uit brood hebben bestaan; wel wordt in strijd daarmee in de spreuk aan Benjamin uitsluitend het voorrecht van vleesch op zijne tafel toegekend en omgekeerd het vijfvoudige uit het geschiedverhaal gemist, maar nochtans lijdt ’t geen twijfel of de aanstonds vermelde bijzonderheid ligt aan de spreekwijze ten grondslag. Zij geeft zeker naar den geest van het verhaal ’t zelfde te kennen als het veel meer bekende en gebruikelijke: de jongste heeft of krijgt wat voor.

< >