temper
temper - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van temperen ♢ Ik temper 2. gebiedende wijs van temperen ♢ temper! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van temperen ♢ temper je?
Wiktionary (2019)
temper - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van temperen ♢ Ik temper 2. gebiedende wijs van temperen ♢ temper! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van temperen ♢ temper je?
Dr. F.P.H. van Wely (1951)
I. temperen, matigen; verzachten; doen bedaren; tempereren; harden [ijzer]; blauw laten aanlopen [staal]; laten beslaan [kalk]; mengen: temper justice with mercy, genade voor recht laten gelden; II. 1. temperament, gemoedstoestand, geaardheid; stemming, (goed) humeur; gemoedsrust, kalmte; slecht humeur, boze luim; 2. vermenging; 3. (graad van) hard...
I.M. Calisch (1864)
Temper, m. het temperen, tempering; temperament; -van geest, gematigdheid. *-AMENT, o. natuurlijke neiging, natuur-aanleg; natuurlijke gemoedstoestand. *-ANTIA, v. mv. verzachtende middelen. *-ATUUR, v. graad van warmte of koude, lucht- weêrsgesteldheid; (muz.) eenstemmigheid, naauwkeurige zuiverheid der toonen. *-EN, bw. gel. (ik temperde...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: