slaplip, slaplipper
(19e eeuw, vero.) drinkebroer. Eigenlijk: iemand die ‘slappe lippen’ heeft, die van nature dorstig is. Meer scherts dan scheldwoord. In de negentiende eeuw gebruikte men ook het werkwoord ‘slaplippen’ (drinken). Een 'slaplipperij' is een braspartij. • Of hij vergrijpt zich - met zulke beuzelarijen vermorst hij met voord...