skelet
(1913) (sch.) (vaak voorafgegaan door ‘wandelend’) erg mager persoon. Eind vorige eeuw gebruikten jongeren ook de smalende benaming ‘skelettenjopie’. • Van de week komt-ie bij me oploopen, ‘t was warempel nog ‘t zelfde wandelend skelet. (het Volk, 08/02/1913) • Zijn buikje slonk met den dag en weldra...