(vaak voorafgegaan door wandelend) erg mager persoon. Eind vorige eeuw gebruikten jongeren ook de smalende benaming skelettenjopie.
Vgl. scharminkel. Ook in het Frans als scheldwoord gebruikelijk: squelette.Van de week komt-ie bij me oploopen, ’t was warempel nog ’t zelfde wandelend skelet. (Het Volk, 08/02/1913)
Zijn buikje slonk met den dag en weldra was hij weer een wandelend skelet, een rariteit, een dertigste wereldwonder. (Het Vaderland, 03/10/1926)