sfincter
(uitspraak: SFINK-tur) Zie (ook) sluitspier
L.J.M. Bogaert (2007)
(m.), syn. sphincter; (voluit musculus sfincter), ringvormige sluitspier rondom een lichaamsopening die door contractie deze opening kan vernauwen of afsluiten; velofaryngeale ~, spier waarvan de vezels horizontaal langs de zijkanten van de farynx lopen.
G. Th. van Kempen (1974)
(G., sphiggoo = samensnoeren), kringspier die een opening (aarsopening, maaguitgang) af kan sluiten.
Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m. (-s), (ook: kringspier, sluitspier), een kringspier die een natuurlijke opening kan afsluiten. De belangrijkste sfincters zijn: de sfincter ani (die de aarsopening afsluit), de sfincter Oddi (die de uitgang van de grote galgang naar de darm afsluit), de sfincter van de urineblaas en de sfincter pylori of maagportier (->pylorus).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: