Rijs, tak
o. (rijzen), 1. jong, dun takje, teen; — als. voorwerpsn. met mv., eert. ook rijzers : een woud van rijzers (Staring); (spr.) jonge rijzen kan men buigen,, maar oude bomen niet, in de jeugd is de mens meer voor vorming vatbaar dan op gevorderde leeftijd ; — buig het' rijsje, als het jong is, wen de kinde...