Wat is de betekenis van Pieper?

Het begrip pieper heeft 3 verschillende betekenissen: 1) semafoon. kleine, draadloze ontvanger die een oproepsignaal geeft en vaak is voorzien van een klein beeldscherm voor een korte boodschap; semafoon. 2) aardappel. eetbare knol van de aardappelplant, die gekookt, gebakken, gefrituurd of gepureerd wordt en gebruikt wordt als basis...

1) (19e eeuw) (meerv.) (sold.) aardappels: 'piepers jassen': aardappelen schillen. • Piepers, (mil.), aardappelen. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899) • piepers = nieuwe aardappelen. (Onze Volkstaal. Deel 2. 1883) • Medèm Susènne.... mo je 'n piepert?.... Pri...

Pieper - scherpe piepers: scherpe patronen. Ook slang voor een rekruut, en uitsluitend in de meervoudsvorm voor aardappelen: piepers jassen. Voor dit laatste werkje gebruikt men in het Franse argot de uitdr. la corvée de pluches. Engelse soldaten noemen dit spud-bashing. In de uitdr. de piepers afgieten: een kleine boodschap doen, naar buiten gaan...

Oproepsysteem, waarmee het mogelijk is te allen tijde contact te krijgen met de drager van een piepend ontvangertje.Voor leidinggevende personen binnen het hotel is het dragen van een pieper vaak verplicht, uit veiligheidsoogpunt, maar ook om de communicatie te bevorderen.

(zn) aardappel LC.

Algemene N benaming voor het geslacht Anthus, waarvan de Graspieper ← de meest bekende is. Fries Piper, maar zie Graupiper voor de uitzondering. Alle soorten Piepers lijken erg op elkaar, en zullen dus pas recent in de geschiedenis van elkaar onderscheiden zijn. Ook lijken de Piepers nogal op andere vogels zoals Leeuwerikken of zelfs Mussen, m...

Pieper - informeel voor ‘semafoon’, een apparaat waarmee men draadloos iemand kan oproepen. Een pieper is een apparaatje dat maakt dat je altijd bereikbaar bent. Yvonne Kroonenberg: Volmaakte benen, 1988 Ton, je vergeet je pieper! Die kun je vannacht nog hard nodig hebben. Jac. Toes: De afrekening, 1994 Wie soms stand-by wil zijn overweegt de aan...

zie ook een rooiepieper hebben; scherpepiepers 1. de-s afgieten,naar buiten gaan om te urineren; een kleine boodschap doen. Slang. Syn. de aardappelsafgieten; uitzijn buikhuilen. ... en Theo of Japie of Piet moeten even in de portiek de piepers afgieten... (Jan Wolkers: De Walgvogel, 1974) 2. -s jassen,soldatenslang voor ‘aardappelen schillen’. I...

1. Kus, zoen. ’k Zal u nog eens een pieper geven gelijk in de cinema, Gehoord te Boom mei 1977. 2. Pers. die gluurt of loert: gluurder, loerder; (kindert.) oog, kijker: doe je kleine piepers maar dicht.